dinsdag, april 24, 2012

De stilte van de Romeinse Canon


“Terwijl een diepe stilte alles omgaf en de nacht was voortgesneld tot de helft van zijn baan, daalde uw almachtig Woord, o Heer, van zijn koninklijke troon, alleluia” (Magnificat-antifoon van de Vespers van 26 december)

Eén van de meest opvallende verschillen tussen de beide vormen van de Romeinse Ritus is de stilte waarmee in de buitengewone vorm de Romeinse Canon wordt gebeden.
Net zoals bij de gebedsrichting zwijgt Sacrosanctum Concilium in alle talen over het eeuwenoude gebruik de Romeinse Canon in stilte te bidden. Daarom spreekt ook Paulus VI in zijn Apostolisch Motu Proprio Sacram Liturgiam over het van kracht worden van bepaalde voorschriften van de Constitutie over de Heilige Liturgie van 25 januari 1964 niet hierover.
Maar in nr. 48 van Inter Oecumenici, de Instructie voor de uitvoering ([sic!] van de Constitutie over de heilige Liturgie vanwege het Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie van 26 september 1964 wordt bepaald dat de doxologie van de Romeinse Canon hardop dient gebeden te worden.
Drie jaar later bepaalt de Congregatie voor de Riten in Tres abhinc annos, de tweede Instructie voor de juiste uitvoering [sic!] van de Constitutie over de H. Liturgie  van 4 mei 1967 in nr. 10 dat “In Missen met gelovigen, ook al worden ze geconcelebreerd, mag de celebrant de canon hardop lezen, naargelang het hem goed dunkt.”
Vanzelfsprekend is men in beide gevallen (1964 en 1967) niet in staat om deze bepaling te funderen vanuit Sacrosanctum Concilium!

Het eeuwenoude gebruik gaat terug tot de vroege 9e eeuw (zie Jungmann, Missarum Sollemnia II, 131). Het Concilie van Trente zag zich genoodzaakt deze praktijk te verdedigen: “Si quis dixerit, Ecclesiae Romanae ritum, quo submissa voce pars canonis et verba consecrationis proferuntur, damnandum esse; aut lingua tantum vulgari Missam celebrari debere; aut aquam non miscendam esse vino in calice offerendo, eo quod sit contra Christi institutionem: an. s.” (DH 1749). ‘Submissa voce’ of ‘secreto’ zoals het Missaal van 1570 dit bepaalt betekent volgens ditzelfde missaal dat de celebrant zijn eigen stem moet kunnen horen.

Deze eeuwenlange traditie heeft zeer goede gronden.

1/De mysteries van onze verlossing (Menswording, Dood en Verrijzenis) gebeurden in stilte. De liturgie stelt deze mysteries weer tegenwoordig en dus is het gepast deze tegenwoordigstelling opnieuw met stilte te omhullen, om “de onuitsprekelijke waarheden met een eerbiedwaardige stilte te vereren” (Pseudo-Dionysius, De divinis nominibus I, 3).

2/De stilte bewaart en beschermt het geheim dat gevierd wordt: “de waardigheid van de mysteries wordt het best bewaard door de stilte” (Basilius, De spiritu sancto, nr. 66).

3/De canon is als het allerheiligste van de tempel te Jeruzalem dat enkel de hogepriester éénmaal per jaar betreden mocht (Hebr. 9, 7). De stilte van de canon is er omwille van de heiligheid van het gebeuren waar enkel de priester in binnentreedt. De stilte van de canon brengt daarom op uitzonderlijke wijze de bijzondere plaats van de priester als middelaar ‘in persona Christi’ naar voren. De priester die ‘versus orientem’, naar God gericht, in stilte de canon bidt, geeft uitdrukking aan het woord van Hebr. 5, 1: “Want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God en om gaven en offers op te dragen voor de zonden”. De stilte van de canon is zo uitermate geschikt om de priesterlijke identiteit van het wijdingsambt te vormen en verdiepen.
Het is daarom niet verwonderlijk dat Luther dit beschouwt als een duivelse daad (“Hat nit hie der Teufel uns daö Hauptstuck von der Messe meisterlich gestohlen, und in ein Schweigen bracht?” (1520: Ein Sermon von dem neuen Testament, das ist von der heiligen Messe (Weimar Ausgabe 6, 362). Terecht heeft het Concilie van Trente daarom hierover een anathema uitgesproken! Het betreft hier de grondslagen van het katholieke geloof, nl. het gewijde priesterschap!

4/Het besef dat de priester geheel en al opgenomen is in het Christus-mysterie, zonder communicatie met het volk, vormt het hart van de priester zodanig dat er, wars van alles wat er rondom gebeurt, innerlijke ruimte wordt geschapen tot een persoonlijke vereniging met Christus die zich hier op het altaar in het offer als gave schenkt.

5/Het luidop bidden van de canon verhindert dat het volk komt tot een participatio actuosa. Meer of minder aandachtig hoort men wel naar de woorden maar tot echt gebed komt het niet. Of zoals een Nederlandse bisschop ooit zei: “De mensen hebben opgehouden te bidden toen ze alles begonnen te verstaan en hun handmissaals niet meer konden gebruiken”. Paradoxalerwijze gebeurt hier vaak wat men aan de ‘oude’ Mis verweet, nl. dat het volk enkel erbij zit en luistert. Niet enkel ondanks maar precies dankzij het feit dat nu de woorden ogenschijnlijk verstaan worden, ontstaat er een passiviteit van het horen. De stilte daarentegen vereist een inwendige deelname om zich met de heilige handeling te verenigen. Bovendien wordt het volk niet beperkt tot het horen zoals in de novus ordo; integendeel, het allerheiligste hart van de H. Mis dat in stilte geschiedt laat de mogelijkheid om naar eigen vermogen en aard en dus op velerlei wijze in het geheim binnen te treden.
De stilte van de canon maakt bij uitstek mogelijk te komen tot een contemplatieve beschouwing en ontmoeting met Christus.


Geen opmerkingen: